Haal de ganzenborsten ongeveer een half uur voor je gaat koken uit de koelkast zodat ze op kamertemperatuur kunnen komen. Dit zorgt voor een gelijkmatigere garing.

Dep de borsten droog met keukenpapier. Maak vervolgens met een scherp mes voorzichtige inkepingen in de vetlaag, zonder het vlees zelf te snijden. Dit helpt het vet beter smelten en zorgt voor een knapperig vel. Wrijf de borsten in met zout en peper, en indien gewenst, met de verse kruiden

Verhit de olijfolie of het ganzenvet in een braadpan op middelhoog vuur. Leg de borsten met de huid naar beneden in de pan zodra het vet heet is, maar niet rokend. Laat de borsten ongeveer 4 tot 5 minuten bakken, of totdat de huid goudbruin en krokant is.

Haal de ganzenborsten uit de pan en laat ze 10 minuten rusten op een snijplank. Dit laat de sappen zich herverdelen door het vlees, wat resulteert in een malser stuk vlees.

Snij de borsten schuin tegen de draad in om het nog malser te maken. Serveer de plakjes ganzenborst op voorverwarmde borden en drizzle eventueel nog wat van de sappen die vrij zijn gekomen tijdens het rusten over het vlees voor extra smaak.