Haal de rogvleugels uit de koelkast en laat ze op kamertemperatuur komen. Dep ze droog met keukenpapier en bestrooi ze aan beide kanten met zout en peper.

Doe de bloem op een plat bord en haal de rogvleugels door de bloem, zodat ze aan alle kanten bedekt zijn.

Verhit 2 eetlepels boter in een grote koekenpan op middelhoog vuur. Zodra de boter gesmolten is en begint te bruisen, leg je de rogvleugels voorzichtig in de pan.

Bak de vis aan elke kant ongeveer 4 tot 5 minuten, of tot ze goudbruin en gaar zijn. Draai ze voorzichtig om met een spatel om te voorkomen dat ze uit elkaar vallen.

Voeg indien gewenst extra boter toe aan de pan voor extra smaak en om te voorkomen dat de vis droog wordt.

Als ze gaar zijn, haal je ze uit de pan en leg je ze op een serveerschaal. Garneer met verse kruiden en serveer met partjes citroen.