Beslag maken

Begin met het zeven van de bloem in een grote kom. Dit voorkomt klontjes in je beslag en zorgt voor een zijdezachte structuur.

Breek de eieren en voeg ze toe aan de bloem. Schenk vervolgens ongeveer de helft van de melk erbij en klop dit met een garde tot een glad mengsel. Hierdoor voorkom je klonten en zorg je ervoor dat alles mooi egaal gemengd is. Voeg daarna de rest van de melk toe en klop nog even door tot je een mooi, glad beslag hebt.

Voeg een klein snufje zout toe om de smaak van de pannenkoeken een beetje naar voren te halen. Roer het zout goed door het beslag.

Pannenkoeken bakken

Verwarm een koekenpan op middelhoog vuur en smelt een klein klontje boter of een scheutje olie in de pan. Zorg dat de boter licht begint te schuimen, maar niet bruin wordt. Dat zorgt voor een gelijkmatige hitteverdeling en voorkomt verbranden. Schenk een dunne laag beslag in de pan en kantel de pan zodat het beslag zich mooi verspreidt. Bak de pannenkoek totdat de bovenkant droog is en de onderkant goudbruin, dit duurt meestal ongeveer 1 à 2 minuten. Draai de pannenkoek om met een spatel en bak de andere kant nog eens 1 minuut.

Herhaal dit tot al het beslag op is. Stapel de pannenkoeken op een bord en dek ze af met een schone doek om ze warm te houden. Serveer met suiker, stroop, vers fruit, of een beetje poedersuiker, klassiek en altijd lekker.